VOOR DWERGEN EN REUZEN GEMAAKT
“We
waren dinsdag bij Johan Rumpt.
Hij
is kunstenaar.
Hij
maakt hele aparte kunstwerken.
Hij
maakt van een
verwarming een verwarminkje.
Hij
houdt je eigenlijk voor de gek.
Hij
liet heel veel mooie dingen zien.”
Stefan
Stefan
is een tienjarige jongen die in maart 1997 met zijn schoolklas het
atelier van Johan Rumpt bezocht. Wat hij hier zegt is treffend. Ja,
Johan Rumpt is kunstenaar en daarom doet hij iets met onze ogen en
geest. Stefan beseft dit al, want hij leeft niet meer in de wereld
van sprookjes, waarin de schaal van dingen plotseling kan veranderen.
Verwarmingen hebben voor hem al een vaste maat en ‘verwarminkjes’
zijn dus niet echt, maar met opzet als bijzondere dingen door een
speciaal iemand gemaakt. Toch kan hij nog tussen verschillende
werelden heen en weer switchen en daarbij verwonderd zijn over de
mooie dingen die hij te zien krijgt.
Het
kind en de kunstenaar, in de twintigste eeuw zo vaak met elkaar
verbonden, hebben inderdaad iets gemeen, maar zij verschillen ook van
elkaar. Bij het kind is de wereld nog niet geheel ‘vastgemaakt’,
bij de kunstenaar is zij weer ‘ontbonden’. Tussen deze twee polen
heerst de harde werkelijkheid, waarin de woorden, de dingen en hun
gebruik aan elkaar geklonken zijn. Vanuit dit perspectief gezien,
tonen kunstenaars ons dingen die eigenlijk niet ‘kunnen’, want
miniatuur verwarmingen en verkleinde dranghekken, reusachtige pionnen
en enorme vergrootglazen en zaklantaarns, de objecten die Johan Rumpt
maakt, bestaan niet in de door nut en gebruik geregeerde
werkelijkheid. Ze zouden daarin zeer onhandig zijn en behoren dan ook
tot de ‘onnutte’ kunstdingen.
Dat
Johan Rumpt vaak van voorwerpen met een duidelijke instrumentele
functie uitgaat om er kijk-denkdingen van te maken, is eigenlijk zeer
‘handig’. Dingen zijn er namelijk in vele soorten. Alles kan voor
ons een ding of object zijn, waarop wij onze aandacht richten, waarop
wij als subject betrokken zijn. In de wereld wemelt het van de
dingen. Wij ervaren er altijd tegelijk meerdere en ze raken in en uit
onze belangstelling, naarmate onze aandacht verschuift. Ik kan in
alles een object zien: de steen die ik weg wil schoppen, de kat die
ik op wil pakken, het kind dat ik aan wil kleden. Op al deze objecten
richt ik mijn aandacht om een handeling te kunnen verrichten en
daarmee iets in de werkelijkheid te veranderen. Maar ik ondervind wel
een verschil tussen deze ‘dingen’. De steen zal ik niet beledigen
of pijn bezorgen als ik hem hard wegschop; hoogstens kan ik mijzelf
bezeren. Hoewel ik die steen als instrument kan gebruiken om er iets
mee kapot te slaan, is hij voor mij wezenlijk onbereikbaar in zijn
massief bestaan. Katten en kinderen zijn echter levende wezens die
een gevoels- en een zielenleven hebben. Daardoor heb ik een andere
verhouding tot hen en moet ik hen omzichtig benaderen. Ofschoon het
mogelijk is om een levend wezen ten dele ook instrumenteel te
gebruiken, zijn wij ons meestal bewust van onze communicatieve en
morele relatie tot hen.
Gebruiksvoorwerpen
behoren tot een aparte categorie objecten. Zij worden gewoonlijk als
onbezield opgevat en hebben in de dagelijkse werkelijkheid een vaste,
functionele betekenis. Ook hun vorm, schaal en materiaal zijn door
hun functie bepaald, want zij zijn voor het ‘hanteren’ gemaakt.
Sommige van deze dingen lijken van het begin af hun oervorm gevonden
te hebben. Zo zou en prehistorische pot nu nog steeds te gebruiken
zijn om er vloeistof in te vervoeren. Elke tegenwoordige pot, ook al
is hij van plastic en geheel anders geproduceerd, heeft een
soortgelijke containervorm, waarin slechts kleine cosmetische
wijzigingen mogelijk zijn. Andere gebruiksvoorwerpen zijn tijdens hun
geschiedenis danig van vorm veranderd. Leek de eerste auto nog op een
koets, nu heeft hij meer weg van een flitsende ruimtecapsule. Toch is
het nog steeds een voertuig op wielen dat op onze wegen redelijk
functioneert.
Wat
vorm betreft bevinden zich de werken van Johan Rumpt tussen de
hiervoor genoemde voorbeelden in. Het verkleinde dranghek en de
enorme loep hebben de oervorm die in de geschiedenis niet echt
veranderd is. Een hek is een stevig soort vlechtwerk of raster om een
terrein af te bakenen, om iets of iemand er binnen of er buiten te
houden. Een loep is een glazen lens die iemand ter hand neemt, om
iets vergroot en daarmee beter te kunnen zien. In hun moderne
uitvoering lijken beide dingen nog steeds op hun vroegere
soortgenoten. Daarentegen zouden een zaklantaarn en een radiator niet
makkelijk herkend worden door iemand die slechts fakkels en
houtvuurtjes kent. Een zaklantaarn is een (elektrische) fakkel in
zakformaat. Een radiator stamt af van de verwarmingselementen van
keramiek die de Romeinen al maakten. De vormen van deze dingen hebben
dus historische voorlopers. Net als de auto echter, zijn beide
compacter geworden, toen de energie veranderde die hen voedt.
Bij
het bekijken en hanteren van dergelijke voorwerpen zijn historische
connotaties van gebruik, productie en vormontwikkeling altijd mede
aanwezig, ook al reflecteren wij daar gewoonlijk niet over. Bij Johan
Rumpt is dat anders. Hij maakt deze dingen soms te groot, soms te
klein en soms verandert hij hun materiaal. Door hun gebruiksfunctie
te verstoren, tart hij de vaste betekenis van de gebruiksvoorwerpen.
Dan is er niet meer te ontkomen aan nadenken en fantaseren over deze
dingen. Een verkleind dranghek houdt niets tegen, een maxi
zaklantaarn kan niemand in zijn jaszak stoppen en een enorme loep met
een lens van hout vergroot niets. Niettemin zijn deze onnutte
kunstdingen verbonden met hun oorspronkelijke namen, die wij bij het
bekijken enigszins aarzelend uitspreken. Ook hangt er een wolk van
functie en geschiedenis om hen heen; in een andere werkelijkheid met
een andere schaal zouden ze best te gebruiken zijn.
De
objecten van Johan Rumpt hebben de neiging om zich tussen
verschillende werkelijkheden in te nestelen. Zij zijn herkenbaar,
maar de transformatie van schaal en materiaal vervreemdt hen wel en
maakt ook een bijna magische omgang met deze objecten mogelijk. De
steen die ik eerder noemde, is voor de meeste westerlingen een
onbezield ding, maar in niet westerse culturen zijn er heilige stenen
die als bezield worden beschouwd. Dergelijke ‘geanimeerde’
voorwerpen kunnen gebruikt worden in rituelen om iets in de
werkelijkheid te veranderen. Gebruik en magie, hier nog met elkaar
verbonden, zijn in de instrumenteel ingestelde, westerse culturen van
elkaar gescheiden in de gebieden van techniek en religie. Er is
echter een gebied waar deze scheiding niet aanwezig lijkt te zijn en
dat is de kunst. Daarin is niets zomaar een ding; altijd gaat het om
een ‘geladen’ ding dat een uitwerking moet hebben. Toch is er ook
een verschil met de magie. Terwijl men in de magie gelooft in de
krachten van dingen zijn in de hedendaagse kunst eerder twijfel en
ongeloof aan de orde, omdat kunstwerken juist gemaakt zijn om
reflectie op te roepen. Dit blijkt bij alle objecten van Johan Rumpt
en wel het sterkst bij de reusachtige pion die ik tot slot wil
bespreken.
Een
pion is een figuur in bijvoorbeeld een schaakspel en heeft de
gereduceerde vormen van een mens. Van oorsprong is dit een bezield
ding dat in de quasi-wereld van het spel wordt ingezet als substituut
voor een soldaat. Een pion in het spel is echter ook een beetje een
gebruiksding, waarmee we kunnen doen wat we willen. Onze verhouding
tot pionnen is dus dubbel, al beseffen we dit meestal niet als we aan
het spelen zijn. Opgaan in het spel is immers te vergelijken met
geloven, waar een kritische houding er niet meer toe doet. Maar dit
is bij het bekijken van de pion van Johan Rumpt onmogelijk. Deze pion
is zo groot dat hij niet meer gemanipuleerd kan worden. Door zijn
zachte, houten huid en zijn vorm kunnen we hem zien als een soort
mens, maar in plaats van dat wij over hem kunnen beschikken, lijkt
hij ons te beheersen. Zo maakt hij ons bewust van onze verhouding tot
grote, mensachtige dingen in het algemeen en tot pionnen in het
bijzonder. En deze reflectie wordt nog verder gecompliceerd doordat
de pion vergezeld gaat door de grote loep. Johan Rumpt nodigt ons
hier als het ware uit om door dit vreemde instrument naar dit
merkwaardige wezen te kijken en te ervaren hoe vanuit een gewijzigd
perspectief de wereld er totaal anders uit kan zien.
Het
kind dat aan het begin van dit stuk werd geciteerd, heeft dus goed
door wat er aan de hand is: “ Johan Rumpt maakt hele aparte
kunstwerken.” Als uitgangspunt hiervoor kiest hij juist dingen die
wij achteloos gebruiken. En hij houdt ons inderdaad voor de gek, want
hij zegt tegelijk: ja, het is wat het is/ nee, het is niet wat het
is. Maar op deze wijze wil ik best voor de gek gehouden worden.
Want door zulke werken wordt mijn kijken en denken extra geactiveerd
en ik besef dat mijn dagelijkse werkelijkheid veel meer mogelijkheden
van schaal, ruimte, materiaal, gebruik en betekenis kan omvatten dan
ik eerder ervaren heb. Zo word ik mij ervan bewust dat ik niet in één
vaste, maar in een te ontbinden werkelijkheid leef, waarin ik zelf
geheel nieuwe verbanden kan leggen.
KATALIN
HERZOG
1998
https://kunstzaken.blogspot.com/2020/11/voor-dwergen-en-reuzen-gemaakt.html